De schakeling
Hart van de schakeling is IC1 NE555. De waarden van
condensator C1 en de twee weerstanden R1 en R2 zorgen voor de juiste
knipperfrequentie. De diode D1 is opgenomen om te zorgen voor de mogenlijkheid
van een duty-cycle van 50% of meer. In dit geval gebruiken we gelijke
weerstanden R1 en R2 en blijft de duty-cycle 50% (Betekent dat de
geproduceerde blokgolf 50% van de tijd laag is en 50% van de tijd
hoog)
De geproduceerde blokgolf komt uit pin 3 van het
IC. Deze wordt via een de basisweerstanden R4 en P1 toegedient aan de basis van
T1. Met als resultaat de tor over de Collector en de emittor in het ritme van de
blokgolf geleid en niet-geleid.
De potmeter P1 is bedoelt om een minimale belasting
van het relais te garanderen. Deze dient voor inbouw afgeregeld te worden om
minimale stroomverbruik, maar maximale garantie voor het werken van het relais.
Extra basisweerstand R4 is opgenomen om te voorkomen dat bij abusievelijk
verkeerd afstellen van P1 het IC de geest geeft door de te hoge
stroom.
Om te voorkomen dat IC1 een hogere spanning krijgt
dan 30V is zenerdiode D2 van 27V over de plus en de minaansluiting van IC1
aangebracht. De zenerdiode komt in geleiding zodra de spanning de 27V
overscheid. Om te voorkomen dat de stroom enorm oploopt bij deze eventuele
overscheiding en D2 de geest zou kunnen geven, is een weerstand van 82 ohm
aangebracht in de plus-leiding.
C2 parallel aan D2 dient om eventuele parisitaire
oscillaties te voorkomen, deze oscilaties kunnen IC1 kompleet buiten werking
stellen.
T1 wordt behalve gebruik om te schakelen, ook nog
gebruikt als weerstand voor een relais wat een lagere voltage gebruikt dan de
voedingspanning. De "weerstandswaarde" wordt bepaald door de instelling van P1.
Conclusie hieruit valt te trekken dat er betrekkelijk veel spanning over de
transistor kan vallen,
en dus ook wat vermogen moet kunnen dissiperen.
Daarom hebben we een redelijk zware transistor BD139 gebruikt, die in staat is
om maximaal 8W te
dissiperen.
Verder is D3 aangebracht om de omgekeerde
inductiestroom bij het uitschakelen van de relaisspoel te kunnen opvangen. Zo
wordt een enorm hoge
inductiespanning voorkomen.
D4 is aangebracht om verkeerd-om aansluiten van de
automaat op te vangen.
Bouwen
schakeling
De print
De onderdelen worden zo veel mogelijk aan de
niet-koper zijde van de print gehouden.
De pootjes van het onderdeel wordt door de gaatjes
van de print gestoken, zo diep mogelijk gestoken, en wordt aan de onderkant van
de print
altijd vastgesoldeerd aan het kopereilandje wat
zich om het gat bevind.
Vervolgens worden de uitstekende draadjes van het
betreffende onderdeel verbonden met het ander onderdeel wat er aan vast moet
komen te zitten.
Indien het draadje dan nog te lang is, afknippen
met een goede kniptang, of indien niet aanwezig een (blik)schaar.
Aangeraden wordt om het IC via een IC-voetje aan de
print te bevestigen. Tijdens de bouw gebruikt men dan het IC-voetje ipv het IC
zelf en als de schakeling af is,
steekt men het IC in het voetje. Voordeel hiervan
is dat het IC niet vootijdig kan bezwijken onder de hitte van het solderen.
Bovendien kan een defecte IC makkelijk vervangen worden zonder te
(de)solderen.
Het solderen
Let op dat de soldeerverbindingen goed zijn. Niks
is vervelender dan een automaat die op het moment suprème het begeeft door het
loslaten van een slechte
soldeerverbinding.
Een goede soldeerverbinding kenmerkt zich door een
gladde glanzende laag soldeer die goed alle onderdelen omvat en dus met elkaar
verbindt en bij het
bevestigen met de print goed en genoeg koper-oppervlakte beslaat.
Een slechte soldeerverbinding is een korrelige
niet-goed gesmolte substantie of prop die een beperkte oppervlakte van de
aan elkaar te verbinden onderdelen beslaat.
Ook te weinig oppervlakte met het koper biedt kans
op vroegtijdig loslaten.
Gebruik altijd verse soldeer met voldoende
vloeimidden (hars). Soldeer kan niet hergebruikt worden, door het ontbreken van
hars. Bij onvoldoende vloeimiddel (hars) zal de soldeerverbinding niet
betrouwbaar zijn.
Houd het soldeer zo kort mogelijk
vloeibaar. Hars verdampt naarmate de soldeer langer vloeibaar is. Verder
kunnen ondedelen maar een beperkte tijd aan deze hitte bloodgesteld worden,
meestal niet langer dan 8 seconden.
Zorg tijdens het hard worden van het soldeer dat er
geen bewegingen in de verbinding plaatsvind.
Om het sneller te laten hard worden kan men
zachtjes blazen. Hard blazen veroorzaakt trillingen in de druppel soldeer
waardoor de verbinding minder stevig wordt.
Niet doen dus.
Gebruik niet te weinig, maar
zeker niet te veel soldeer. Te veel soldeer kan uitlekken naar
omliggende kopereilandjes of onderdelen, waardoor een
ongewenste elektrische verbinding tot stand komt met dat eilandje of
onderdeel.
Afwerking
Als de schakeling af is, controleren of ie goed
functioneert.
Vervolgens moet het geheel afgesteld worden.
Gelukkig hoeft er maar één potmeter te worden afgesteld,
en kan dit betrekkelijk eenvoudig.
Sluit de automaat op de gewenste voedingspanning
aan en zet een stoommeter(mA bereik) tussen de voedingspanniing en sluit
niks
op de relais-uitgang aan.
Draai P1 vervolgens dusdanig dat het
stroomverbruik zo veel mogelijk afneemt. Echter moet het relais nog wel
betrouwbaar aan-en uit
klikken. Zoek het goede evenwicht tussen deze
twee.
let ook op dat de voedingspanning in lager kan
worden naarmate de accu leger raakt. Dus als je een accu van 12V gebruikt, moet
het relais
ook bij 9V nog gewoon klikken.
Vervolgens kan het geeehl ingebouwd worden in
iets als een plastic foto-rol doosje, elekticiteitskastje oid.
Eventueel kan er een proffessioneel. kastje worden
aangeschaft, hoewel deze vaak veel te groot zijn
voor deze kleine schakeling.
Vastzetten kan met (goede) lijm of met
schoeven.
Aansluitingen zijn aan te raden via kroonstenen of
eventueel via tong-stekkers. Bedenk wel dat een goede tang vereist
is om tongstekkers goed te bevestigen. Zonder goede
tang wordt het hopeloos en kan men beter kroonsteentjes gebruiken.